Het is tegen het einde van de middag wanneer ik mijn laptop eindelijk dichtklap en mij naar de supermarkt haast om te maken dat ik iets in huis heb om te koken. Pas buiten realiseer ik mij ineens dat het een zachte lentedag is. Dat er bloesems aan de bomen zijn verschenen en dat het streepje zon op mijn gezicht warempel warmte afgeeft. Onmiddellijk vertraag ik mijn tred en snuif ik de lucht op. Heerlijk, zeg ik tegen mezelf.
In de tegenovergestelde richting komt een oudere dame aangelopen met aan haar hand een kleine jongen die ze, aan zijn schooltasje te zien, net van school heeft gehaald. Hij kletst honderduit tegen zijn vermoedelijke grootmoeder en kijkt daarna steeds vol verwachting naar haar op. Hoewel er nog een aanzienlijke afstand tussen ons bestaat, versta ik zijn hoge kinderstem klaar en duidelijk.
“Dus als je verliefd bent, mag je dat dan aan niemand vertellen?”
Als door de bliksem getroffen blijf ik staan en staar ik, samen met de jongen, zijn oma aan. Die probeert hem opgelaten mee te tronen en mompelt ondertussen iets onverstaanbaars terwijl haar gezicht van geen spoor van enige ontroering blijk geeft. Laat staan van het besef van de ernstige importantie van zijn vraag. Gelukkig laat het ventje -intussen mijn kleine held- zich niet zomaar van zijn stuk brengen.
“En mag je dat dan niet vertellen omdat je anders door iedereen wordt gepest?”
Nu voel ik mijn hart een stukje breken en voor mij zie ik gruwelijke taferelen op het schoolplein waarbij de kleine jongen wreed wordt onderuit gehaald omdat hij zo dom is geweest om het object van zijn affectie eerlijk te vertellen wat hij voelt. Met ingehouden adem spits ik mijn oren en durf nu niet meer naar de grootmoeder of het jongetje te kijken omdat we intussen nog maar een paar passen van elkaar verwijderd zijn. In het voorbijgaan hoor ik de vrouw opnieuw iets onbeduidends mompelen waaruit noch een bevestiging, noch een ontkenning valt op te maken. Uit mijn ooghoek zie ik nog net hoe ze hulpeloos haar schouders ophaalt en er nu stevig de pas in zet. Daarna verdwijnen ze om de hoek en laten ze mij verweesd achter op de stoep. Ik hoor geen stemmen meer, ook niet van het kereltje dat nu hoogstwaarschijnlijk in diep gepeins is verzonken.
Mijn eerste impuls vertelt me om als een speer achter de twee aan te gaan. Dit is een belangrijk en bepalend moment in het leven van dat kind, zeg ik lichtjes overstuur tegen mezelf. Het kan toch niet zijn dat hij vanaf vandaag voorgoed zijn geloof in de liefde verliest, in oprechtheid, in kwetsbaar mogen zijn? Die grootmoeder heeft een verpletterende verantwoordelijkheid en ze neemt hem niet op! Zo gaan mensenlevens kapot! Door pure onbeholpenheid van volwassenen die het zelf niet begrijpen! Iemand moet hem zeggen dat hij niets verkeerd deed! Dat alles goed komt! Dat het misschien de verkeerde persoon was maar niet het verkeerde gevoel! Dat het niets is om je voor te schamen! Dat pesters dat zelf niet zouden durven! Dat hij dapper is en dat ik trots op hem ben! Dat ontluikende liefde prachtig is! En al helemaal in de ontluikende lente!
Er vindt een hevige discussie plaats in mijn hoofd tot ik me realiseer dat ik helemaal niks ga zeggen. Niet alleen de grootmoeder maar ook mijn grote, kleine held zullen denken dat ik een gestoorde gekkin ben. En ze zouden gelijk hebben. Wie doet nu zoiets bij wildvreemden? Ik zou ze vast de stuipen op het lijf jagen en hem het trauma van zijn leven bezorgen waardoor hij nooit nog eerlijk durft te zeggen wat hij denkt of voelt.
De straat, de bloesem en de zon hebben ineens iets van hun euforische glans verloren. In de supermarkt staat een lange rij en maken mensen ruzie over wie er eerst was. In mijn binnenste knaagt er de rest van de avond iets.
Posted on 9 april 2019
0