Indringer

Posted on 5 juni 2012

1


De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik wel eens durf te vergeten dat ik zelf ook deel uitmaak van het fenomeen ‘natuur’. Bijgevolg benader ik dat fenomeen dus soms als iets dat je in je agenda inplant. Zoals: een avondje naar de cinema, maar dan: een middagje natuur opdoen. Met een start- en einduur om de boel lekker overzichtelijk te houden.

Met lichte schaamblos op de wangen moet ik dan ook toegeven dat de wisseling van de seizoenen in mijn beleving vaak bestaat uit gezellig vanachter het raam genieten van een herfstige kleurenexplosie buiten of het ontluikend groen van de bomen die spaarzaam tussen de stoeptegels staan gewrongen. Net zoals ik me zo weinig mogelijk aantrek van fluctuerende temperaturen en mij ook in de winter in niemendalletjes naar buiten begeef om zo snel mogelijk weer ergens binnen te duiken. Met een haastig omgeworpen jas die mij hopelijk de nodige warmte verschaft om snel in de auto te springen of naar de winkel om de hoek te rennen. Beschermd door windwerende gevels, een tapijt van beton onder de voeten en een handig parapluutje op handtassenformaat kan je je zoiets permitteren.

De herinnering aan de tijd dat ik door weer en wind naar school fietste, is dan ook een verre en eerder vage geheugenis waarvan ik nu nog huiveringen zou krijgen. Ik moet dus toegeven dat er sindsdien ergens iets grondig moet zijn misgelopen met mij. De helse verontwaardiging als er bijvoorbeeld een stukje natuur het gore lef heeft om ongevraagd binnen te dringen in mijn stadse cocon is namelijk verre van redelijk te noemen. Niet dat mij dat enigszins belet om buiten zinnen een verdwaalde vlieg aan frennen te meppen. Of het hysterisch op een gillen te zetten wanneer een argeloze spin het waagt in mijn badkuip op zes hoog op te duiken (hoe komen die daar trouwens?).

Op zo’n moment ben ik oprecht de mening aangedaan dat die indringers daar niets te zoeken hebben en bovendien mijn broodnodige rust verstoren met hun arrogante aanwezigheid. Volstrekt gewetenloos bezondig ik mij vervolgens aan een genadeloze slachtpartij en bezorg hen bijgevolg de eeuwige rust die ik zelf najaag. Het leven kan soms paradoxaal zijn. En ook een beetje cynisch.

Vooral als je dan ook nog eens de euvele moed hebt om jouw stukje rust op een zorgvuldig gepland moment in het park te gaan zoeken en je terplekke verwondert over de pracht van het zonlicht op een vers geweven spinnenweb tussen de takken van de bomen. Alsof ik zomaar te bepalen heb waar en wanneer de natuur zich mag laten gelden. Alsof er ook maar een enkele spin zo kinderachtig zou zijn mij als indringer uit het park te verdrijven en mij zo zou beletten mee te genieten van het licht op haar web. Niet die verdwaalde spin is arrogant, maar blijkbaar ben ik dat zelf.

De volgende keer dat ik er eentje in mijn badkuip aantref, zal ik ‘m daarom met koud, in plaats van kokend heet water wegspoelen. Misschien overleeft ‘ie het dan wel. Liefst bij de onderburen.

Posted in: Columns